Naar een klimaatneutrale stad

Naar een klimaatneutrale stad

De klimaatverandering en haar gevolgen worden steeds duidelijker. In een poging het tij te keren besloten de Verenigde Naties in december 2015 om een globaal actieplan op te stellen met als doel de wereldwijde CO2-uitstoot tegen 2050 volledig af te bouwen. Om deze ambitie op Europees, Vlaams en Gents niveau waar te maken tegen 2050 moet er dus dringend worden nagedacht over de mogelijke paden die daartoe bewandeld kunnen worden.

De bouwsector als belangrijke partner in de tocht naar een klimaatneutrale stad

Gebouwen zijn verantwoordelijk voor zo’n 40% van de totale energieconsumptie en voor zo’n 36% van alle CO2-emissies. Dit impliceert dat de bouwsector een belangrijke speler is in de CO2-neutrale energietransitie. Meerdere steden beginnen dan ook volop te experimenteren met het CO2-neutraal maken van wijken, door op een duurzamere wijze te gaan renoveren en in te zetten op de versnelde adoptie van “fossielvrije” energiesystemen (waarbij geen fossiele brandstoffen worden verbruikt).

Opletten voor de valkuil van een technologisch determinisme

Vaak wordt (technologische) innovatie als de heilige graal gezien om de klimaatuitdaging op te lossen. Inderdaad, op dit gebied worden grote stappen vooruit gezet, en op technisch vlak is er nu al veel mogelijk om een woning fossielvrij te maken. Deze technologieën brengen echter verschillende drempels met zich mee die huiseigenaars weerhouden om er ook in te investeren. Zo vergen ze een grote financiële investering op korte termijn, terwijl de opbrengst onzeker is en slechts op lange termijn gerealiseerd kan worden. Daarnaast blijken niet alle woningen compatibel te zijn met de nieuwe technologieën en is er nog veel onzekerheid m.b.t. hun werking. Het mag dus duidelijk zijn dat het een grote uitdaging is om huiseigenaars aan te moedigen deze technologieën te installeren in hun woning. Bij het opstellen van scenario’s, over hoe te evolueren naar een klimaatneutrale stad (soms ook transitieplannen genoemd), is een sociaalwetenschappelijk perspectief onontbeerlijk als aanvulling op technische scenario’s. Om in kaart te brengen hoe de inwoners van Stad Gent staan t.o.v. de adoptie van een warmtepomp, onderzochten de Universiteit Gent en Stad Gent het voorbije jaar de drempels en motivatoren die huiseigenaars, verhuurders en aannemers ervaren bij de installatie van een warmtepomp.

Drempels en motivatoren om te investeren in een warmtepomp

Van de diverse uitdagingen die met dergelijke transities gepaard gaan, richtte dit onderzoek zich op de individuele transitie naar een fossielvrije woning en dus op de investeringskeuze van de burger. Daarbij werd ervan uitgegaan dat de transitie naar een volledig fossielvrije woning vaak in meerdere stappen gebeurt, en over een langere tijdsperiode gebeurt. Woningeigenaars ervaren immers verschillende drempels en blijken misvattingen te hebben die een energiezuinige renovatie van hun woning op de lange baan schuift. Een interessant gegeven daarbij is de zogeheten attitude-gedragsparadox. Zo geven individuen namelijk aan dat ze wel begaan zijn met het milieu en het klimaat, en positief staan ten opzichte van fossielvrije investeringen, maar ze ondernemen geen actie. Zo zien we in ons onderzoek een eerder positieve attitude tegenover warmtepompen, maar is er toch een lage bereidheid om hierin te investeren. Het verklaren van deze kloof tussen attitude en gedrag is echter geen sinecure, gezien het gaat om een complex samenspel van drempels, misvattingen, en persoonskenmerken.

De studie kon een aantal factoren identificeren die de adoptie-intentie (de intentie om te investeren in een fossielvrije woning) voorspellen (zogeheten ‘adoptiedeterminanten’). Meer specifiek toonde het onderzoek aan dat onder meer de eigen inschatting van de staat van de woning als ‘goed genoeg’ een belangrijke rol speelt, maar ook hoe vrienden, familie en kennissen denken over dit soort investeringen, kunnen een installatie al dan niet stimuleren. Daarnaast vormen ook de reeds gemaakte financiële investering(en) en de mate waarin de structuur van het huis het toelaat om de aanpassing te implementeren belangrijke adoptiedeterminanten. Met andere woorden, bij het aanbevelen van investeringen in functie van een fossielvrije woning, moet vooral worden ingespeeld op deze factoren. Hierbij speelt de ‘tussenpersoon’ een belangrijke rol (aannemer, architect, energie-adviseur, Stad Gent …). Mits goed advies en correcte informatie kan de tussenpersoon er voor zorgen dat de eigenaar overgaat tot de installatie van juiste/goede/correcte energie-efficiënte maatregelen.

De mate waarin men bewust is van de problematiek is een belangrijke factor

Evenwel speelt het bewustzijn over de problematiek van de eigen woning (“Is er iets mis met het energieverbruik van mijn woning?”) een belangrijke rol bij de beslissing om in energie-efficiënte maatregelen te investeren. Zo werden er, in het onderzoek, vier “mentale toestanden” geïdentificeerd waarin eigenaars zich kunnen bevinden als het gaat om klimaatneutrale investeringen:

  • Ontkenners: ervaren geen probleem met de energie-efficiëntie van hun woning.
  • Erkenners : wel bewustzijn over een probleem, maar geen positieve attitude t.o.v. investeren.
  • Beslissers : ondernemen reeds actie om de woning energiezuiniger te maken.
  • Volhouders: bevestiging van actie.

Als we kijken naar bovenstaande groepen is het de bedoeling dat we aan de hand van een communicatiestrategie elke huiseigenaar in die laatste groep, de volhouders, krijgen. Zij zijn immers volledig overtuigd van het feit dat ze iets moeten aanpassen aan hun huis en willen dit ook volhouden. De ontkenners daarentegen, zijn ervan overtuigd dat er geen aanpassingen moeten gebeuren. Belangrijk om te vermelden is dat personen in deze groep ook de eigenaars zijn van de ‘jongste’ woningen, waar de isolatiegraad dus wellicht ook beter is. Het zou dan ook net deze groep zijn, die makkelijker de overstap kan maken naar een warmtepomp.

Naar een effectieve communicatiestrategie

Een belangrijke rol ligt hierbij in het informeren van het individu (welke opties heeft hij/zij) en het signaleren van noden (wat zijn de huidige status van de woning en het individu). Ons onderzoek komt tot de vaststelling dat die weg naar de laatste fase een aantal drempels kent (‘adoptiedeterminanten’) en dat er dus niet altijd op de juiste noden wordt ingespeeld. Bij het doorlopen van de verschillende fasen zijn er ook verschillende communicatietechnieken nodig. Zo is aandacht trekken en bewustzijn creëren omtrent het probleem, van energie-efficiëntie in huis, belangrijk om de ontkenners naar de erkenners fase krijgen en zal ontzorging van groter belang zijn om de beslissers in de volhouders fase te krijgen. Verder bleek uit de resultaten van ons onderzoek dat huiseigenaren het liefst zelf op zoek gaan naar informatie via een online platform waarvan ze weten dat dit platform info bevat die aangeleverd wordt door een onafhankelijke energie expert, Stad Gent of een installateur. Ook de meer traditionele communicatietechnieken zoals een huisbezoek of folder spreekt de huiseigenaar nog aan. Daarnaast ligt de interesse het meest in welke subsidies er beschikbaar zijn, welke maatregelen geschikt zijn voor hun huis en hoeveel ze kunnen besparen door het plaatsen van energie-efficiënte maatregelen.

Belangrijke rol weggelegd voor tussenpersonen in het overtuigingsproces

Het belang van een correcte informatieoverdracht is hier cruciaal en dus mag de impact van een tussenpersoon (aannemer, architect, energie-adviseur, Stad Gent …) niet onderschat worden tijdens de informatie- en signalisatiefase. Het overbrengen van informatie over (nieuwe) fossielvrije technologieën gebeurt niet altijd correct, waardoor de installatie hiervan regelmatig verkeerd gebeurt of waardoor eigenaars helemaal niet overgaan tot installatie. Hier loopt het mis doordat de tussenpersoon zelf niet voldoende geïnformeerd is, omdat ze de nood aan klimaatneutrale investeringen niet aanvoelen of omdat ze niet geloven in de huidige technologieën. Dit is enerzijds het gevolg van onvoldoende samenwerking tussen de verschillende actoren (aannemers, architecten, leveranciers, overheden,…) die zich bezig houden met het installeren en promoten van (nieuwe) fossielvrij technologieën. Anderzijds komt dit door de moeizame signalisatie: doordat de tussenpersoon niet altijd de juiste parameters van het huis kent of omdat hij de eigenaar niet kan overtuigen van de installatie. Om een goed advies te geven moet de tussenpersoon exact weten wat de staat is van de woning en hoe hij dit moet communiceren naar de eigenaar van deze woning. Wanneer dit te weinig het geval is, moet de tussenpersoon een gulden middenweg zoeken tussen het budget van de klant, de staat van de woning en de attitude van de klant. Hij/zij wil zijn/haar klant immers niet verliezen, noch zijn/haar vertrouwen schaden. Dit zorgt ervoor dat er nog heel veel investeringen worden uitgevoerd die te weinig inspelen op het klimaatneutrale streefdoel van 2050, of dit zelfs negeren. Als we zien dat de grootte van de gemaakte investeringen een belangrijke invloed heeft op de intentie om een energiezuinige renovatie wel of niet uit te voeren, dan wordt er dus nog regelmatig in de eigen voet geschoten. Zowel in de voet van een klimaatneutraal 2050 als in die van de eigenaar, die in 2050 moet beschikken over een klimaatneutrale woning. Het is hier dus van essentieel belang dat deze tussenpersoon voldoende op de hoogte is van welke investeringen nodig zijn, en hoe hij/zij samen met de klant/eigenaar het best kan streven naar een klimaatneutrale woning. Hoewel het belang van deze tussenpersonen erg naar voor kwam in onze interviews, worden deze nog te weinig, en niet systematisch, betrokken in het bepalen en het uitvoeren van het beleid rond klimaatneutrale investeringen.

Conclusie

Ons onderzoek toont aan dat er nood is aan een beleid waarbij deze tussenpersonen worden ondersteund en systematisch worden samengebracht om elkaar te versterken en van elkaar te leren. Niet iedereen kan alles weten, maar kennisoverdracht tussen de verschillende actoren kan de ambitieuze transitie naar fossielvrije wijken alleen maar ten goede komen. Verder is het voor de tussenpersoon niet evident om in te schatten waar de overheid naartoe wil. De (lokale) overheid geeft momenteel nog te weinig (stabiele) sturing over welke technische oplossingen wenselijk zijn of welke technische elementen aanwezig moeten zijn in een huis om (op termijn) een fossielvrije woning te realiseren. Daarnaast is er nood aan een betere controle op de zogenoemde ‘cowboys’ in de sector. Zij zorgen namelijk voor verkeerde informatiestromen en de verkeerde installatie bij de klanten. Bijgevolg is de eigenaar ook niet zeker over de informatie die hij/zij krijgt wat het vertrouwen in de sector in het algemeen kan schaden.