Heatify creëert thermodynamisch model om flatgebouwen te verduurzamen

Pieter-Jan Degroote en Emiel Debusseré, oprichters van Heatify, werken met een nieuw thermodynamisch model als alternatief voor de bekende rekenmethodieken (EPC, EPB) en energiestudies om gebouwen energetisch te verduurzamen.

Heatify creëert thermodynamisch model om flatgebouwen te verduurzamen
Antwerpen Linkeroever, foto Pixii

De beide ingenieurs hebben Heatify opgericht in februari 2023, na enkele jaren ervaring in de privésector. Heatify streeft naar koolstofneutrale, fossielvrije gebouwen en richt zich op kantoor- en appartementsgebouwen.

Van experiment tot model

Pieter-Jan Degroote: "De idee om Heatify op te richten is ontstaan toen ik de stookplaats bezocht van het appartementsgebouw waar ik woon. Ik merkte dat we een hoog energieverbruik hadden ondanks een EPC-label B. Door het analyseren van de stookplaats en het beter inregelen van de sturing slaagden we erin om significante energiebesparingen te realiseren. We willen zo snel mogelijk overschakelen naar CO2-vrije gebouwenverwarming maar in de context van een VME merken we dat die transitie eerder stap per stap moet verlopen. Het is belangrijk de eigenaars en bewoners goed te informeren over de gang van zaken zodat iedereen mee is in het verhaal en het potentieel van de verduurzaming ook daadwerkelijk inziet.

Een eerste stap is begrijpen hoe een flatgebouw thermodynamisch, energetisch dus, in elkaar steekt. Je moet eerst en vooral weten welke minimale aanvoertemperaturen volstaan om het gebouw te verwarmen. Op basis van die kennis kan je dan starten met het optimaliseren van de inregeling van de bestaande verwarmingsinstallatie. Vervolgens kan de haalbaarheid van warmtepompverwarming worden onderzocht. Het vernieuwende in ons verhaal is hoe we die minimale aanvoertemperatuur bepalen. Die is tot vandaag in bestaande gebouwen zelden bekend. Daardoor zijn veel scenario's voor energetische renovaties onnodig flou en onvoldoende doorgerekend.

“Het vernieuwende in ons verhaal is hoe we die minimale aanvoertemperatuur bepalen. Die is tot vandaag in bestaande gebouwen zelden bekend. Daardoor zijn veel scenario's voor energetische renovaties onnodig flou en onvoldoende doorgerekend.”

Geïnspireerd door het gebouw waarin ik woon en met behulp van een cursus thermodynamica die dateert van mijn tijd aan de Universiteit Gent, ontwikkelden we een thermodynamisch model voor gebouwen waarbij we aan de hand van enkele metingen ter plaatse die minimale aanvoertemperatuur kunnen bepalen."

Heatify ziet zijn aanbod in drie grote modules samenvallen die apart inzetbaar en combineerbaar zijn al naargelang het project.

De eerste module bestaat uit het meten van de energiestromen waaruit vervolgens de benodigde aanvoertemperaturen berekend worden in functie van de heersende buitentemperatuur. Deze informatie wordt vervolgens gebruikt om de bestaande verwarmingsinstallatie optimaal in te regelen om zo de energie-efficiëntie direct te verhogen. In de tweede module wordt de technische en economische haalbaarheid van een potentiële warmtepompinstallatie in het gebouw onderzocht. In gebouwen waar we zien dat de voorspelde efficiëntie nog te laag is om een gunstig rendement te bekomen, lichten we in een derde module toe waar de pijnpunten zich precies situeren en stellen we een visienota op met de meest kosteneffectieve en realistische ingrepen om efficiënte warmtepompverwarming mogelijk te maken.

Is die visienota een soort renovatiemasterplan?

Pieter-Jan Degroote: "In zekere mate, al zie ik het eerder als een belangrijk hulpmiddel voor de studiebureaus die dergelijke renovatiemasterplannen opstellen. We willen met onze thermodynamische analyse vooral helderheid scheppen in de aspecten van een energetische renovatie waar steeds veel twijfel over bestaat. Zo is het momenteel geen evidente taak om te bepalen hoe goed een gebouw geïsoleerd moet zijn en welke afgifte-elementen nodig zullen zijn om het gebouw efficiënt, en dus economisch en technisch haalbaar, met warmtepompen te kunnen verwarmen. Je kan in theorie de volledige schil aanpakken en overal de warmteafgifte-elementen vervangen door betere alternatieven. Dan zal warmtepompverwarming vast en zeker mogelijk zijn. Dit is echter op financieel vlak dikwijls niet realistisch in de context van een VME. Met het inzicht van onze analyse vermijden we een overkill aan ingrepen en kunnen we met een veel lagere investering warmtepompverwarming mogelijk maken en zo het gebruik van fossiele brandstoffen voorgoed weren. Qua doelgroep richten we ons met deze derde module voornamelijk tot de studiebureaus die dergelijke renovatiemasterplannen opstellen, maar eveneens tot VME's en beheerders van gebouwen.

Waarin verschilt jullie aanpak van de gebruikelijke aanpak?

Pieter-Jan Degroote: "Het grote verschil zit hem in de benadering. Studiebureaus en energiedeskundigen gaan doorgaans uit van een inventarisatie van de actuele toestand. Ze focussen heel erg op de gebouwschil en het type verwarming. Ze kijken naar het type beglazing, de diktes van de aanwezige isolatiematerialen enzovoorts.

Wij zien dat anders. Wij willen weten wat het vermogen aan warmteafgifte is in een ruimte en dit relatief ten opzichte van haar warmteverlies. Zet dit tegenover een EPC- of EPB-verslaggever die kijkt naar de kwaliteit en de isolatiegraad van de bouwschil, maar die weinig aandacht heeft voor de stooklijn van het gebouw en je ziet al snel de verschillen. De stooklijn staat centraal in ons verhaal, het is dan ook de bepalende factor om te zien of een gebouw klaar is voor warmtepompverwarming of niet.

“De stooklijn staat centraal in ons verhaal, het is dan ook de bepalende factor om te zien of een gebouw klaar is voor warmtepompverwarming of niet.”

Elk gebouw is ook anders. Twee identieke gebouwen qua vormgeving kennen elk een verschillende oriëntatie en ligging waardoor ze toch andere energetische kenmerken vertonen. Iedereen weet intuïtief dat een gebouw op de zeedijk andere karakteristieken zal vertonen dan datzelfde gebouw in hartje Brussel. Dit verduidelijkt andermaal het belang van in situ metingen."

De stooklijn?

Pieter-Jan Degroote: "Een stooklijn -of curve geeft de relatie weer tussen de buiten-temperatuur en de aanvoertemperatuur van het water voor de centrale verwarming. Je bepaalt ze door de gewenste afgiftetemperatuur bij verschillende buitentemperaturen te berekenen. Hoe minder energie we nodig hebben om op die curve altijd het optimale punt te bereiken, en niet hoger te gaan, hoe minder kosten en verbruik. De reden waarom we onze gebouwen isoleren is om een lager punt op deze curve te kunnen bereiken. Hoe beter het gebouw geïsoleerd is, hoe lager de energieverliezen en hoe lager de nodige aanvoertemperatuur van het CV-water."

Stel, ik ben eigenaar of syndicus van een gebouw en wil graag energie besparen. Hoe gaan jullie dan concreet te werk?

Emiel Debusseré: "Allereerst is er de voorwaarde dat het gebouw wordt verwarmd vanuit een collectieve stookplaats. Van daaruit zijn er twee opties: het gebouw is ofwel uitgerust met een warmtepomp of met een ketel, al dan niet condenserend. Als het gebouw is uitgerust met een niet-condenserende ketel, stellen we voor de drie modules uit te voeren om zo een zicht te krijgen op de actuele thermodynamische prestaties van het gebouw en welk pad van daaruit het meest interessant is richting een duurzame eindoplossing. In geval dat het gebouw reeds uitgerust is met een collectieve warmtepomp of condensatieketel, voeren we gratis de eerste module uit."

Jullie bieden deze dienst gratis aan?

Emiel Debusseré: "Dat klopt, het is te zeggen, die gebouwen betalen initieel niets voor de eerste module. We engageren ons om in die gebouwen de regeling van de installatie te optimaliseren in functie van de thermodynamische eigenschappen van het gebouw. De winst geboekt uit de energiebesparing die nadien volgt, verdelen we tussen beide partijen. Op deze manier is er geen enkel risico aan verbonden voor de gebouweigenaar. Mochten wij er namelijk niet in slagen om energie te besparen, dan hoeft de eigenaar ons niets te betalen. We bieden deze dienst aan in gebouwen van minimaal vijftien appartementen die in een straal van maximaal 100 km rondom Gent gelegen zijn."