"Waar is de zon?"
Waar in jullie nieuwe huis willen jullie de ontbijtkeuken? “In het oosten natuurlijk, want daar zitten we ’s morgens. En het salon in het westen, want daar zijn we ’s avonds”, antwoorden mijn ouders steevast. En als mijn kinderen met hun kersverse sinterklaasspeelgoed spelen, dan volgt ook hun speelplek de zon. Mezelf betrap ik hier ook op: zowel op het volgen van de zon, als op het met enige afgunst kijken naar het LEGO Star Wars speelgoed.
Schijnbaar liggen weinig architecten wakker van die vraag: “Waar is de zon?”. Nochtans leefde de mens miljoenen jaren in heel nauw contact met de zon. Enkel de laatste 100 jaar is de mens verworden tot een wezen dat tot 90 % van zijn tijd binnen doorbrengt. En daar staan we best even bij stil. Inzichten uit de neurobiologie tonen immers aan dat samenleven met die zon ons als menselijk wezen doorheen de geschiedenis fundamenteel gevormd heeft en dat het menselijk lichaam niet zonder kan. De oude Grieken en Romeinen pasten die kennis reeds toe bij de bouw van hun woningen en badhuizen.
Bacteriedodend UV-licht
In meer recente tijden constateerde de moeder van de moderne verpleegkunde, Florence Nightingale, dat de kans op genezing het laagste was in de noordelijke vleugels van haar ziekenhuizen. De ontluikende kennis omtrent bacteriën eind 19e en begin 20e eeuw gaf haar gelijk en toonde de bacteriedodende kwaliteiten van UVa-licht aan. Enkele jaren later werd ook het belang van UVb-licht voor de aanmaak van Vitamine D3 bewezen. Dit resulteerde zelfs in twee Nobelprijzen Geneeskunde. De invloed die deze wetenschappelijk kennis had op de toenmalige architectuur van de vroege modernisten, is echter door de huidige generatie nagenoeg volledig vergeten. Doorheen ons hoogtechnologisch zonwerend en van screens voorziene glas, met de beste bedoelingen voorzien om het binnencomfort te ‘verbeteren’, geraakt het UV-licht met de beste wil van de wereld niet.
Nobelprijs voor biologische klok
Begin 21e eeuw ontrafelde de wetenschap opnieuw een cruciale bouwsteen van onze wisselwerking met de zon. De winnaars van de Nobelprijs Geneeskunde 2017 ontdekten in het menselijk oog de ipRGC-receptoren die reageren op een bijzonder spectrum van het daglicht. Deze cellen en de daarmee verbonden cortex in ons brein reageren niet enkel op dit spectrum, maar ook op de intensiteit, duur, evolutie doorheen de dag en het jaar en de frequentie ervan. In essentie regelt dit onze biologische klok, ook wel de circadiaanse cyclus genoemd. Deze klok is zowat de stuurcomputer van ons metabolisme – denk aan productie van slaap- en waakhormonen (cortisol, serotonine, melatonine), lichaamstemperatuur, bloeddruk, … – en is zeer gevoelig voor ontregeling. Zeker bij zwakkere personen zoals zieken, ouderen en jonge kinderen. Maar evengoed bij gezonde jongvolwassenen. De pathologieën die de wetenschap ondertussen heeft kunnen koppelen aan een ontregelde circadiaanse cyclus zijn niet meer te overzien.
Ondertussen moeten architecten steeds meer potentieel kwalitatieve binnenruimte prijsgeven aan de steeds omvangrijkere technische installaties die het ‘comfort’ van de gebruiker zouden moeten verhogen. Ruimtes verkleinen, valse plafonds komen steeds lager te hangen. Fundamentele ruimtelijke kwaliteit gaat verloren. Het spijtige van de zaak is dat die installaties in de praktijk vaak ook niet waarmaken wat de theorie belooft, gesteld dat de gebruiker ze überhaupt al goed kan bedienen en onderhouden. Menig rondvraag in gebouwpatrimonia heeft daarentegen al veelvuldig uitgewezen dat gebruikers het meest tevreden zijn als ze beschikken over een raam (licht), met een aangenaam uitzicht (visueel comfort), dat kan opengaan (persoonlijk comfort) en een (binnen)screen heeft dat ze zelf kunnen bedienen (visueel comfort).
Fundamentele vraag, fundamentele gezondheid
Dat brengt ons bij het fundamentele thema van het raam als interface tussen binnen en buiten: het is niet enkel de uitdaging om ‘binnen’ zoveel mogelijk op ‘buiten’ te laten lijken, maar ook om de storende invloeden van ‘buiten’ niet naar ‘binnen’ te laten. Dit zijn fundamentele ontwerpvragen die je niet postfactum oplost met een technische ingreep zoals buitenscreens die je – als de ontwerper eerlijk is met zichzelf – bijna constant moet neerlaten om het geambieerde thermische binnencomfort te garanderen. Ook hier moet de ontwerper de uitdaging aangaan om een geïntegreerd antwoord te ontwikkelen waarbij gebruikerservaring en -welzijn vooropstaan.
Hoog tijd dus dat architecten zich opnieuw de vraag stellen: “Waar is de zon? Hoe komt de zon tot bij de mens?”. Als architect ben je medeverantwoordelijk voor de fundamentele gezondheid van de gebruikers van de gebouwen die je ontwerpt. Hoogtijd dus dat architecten deze zorgplicht in hun ontwerppraktijk opnemen en dat ze daartoe de mogelijkheid, ruimte en autoriteit krijgen. En dat is dan weer een werkpunt voor de bouwheren. De meerdere generaties gebouwgebruikers zullen u dankbaar zijn!
Joost Declercq, Archipelago architects.