Gevelinzicht verbetert gebouwen met bouwschil als uitgangspunt

Mede-oprichtster ir.-arch. Joni Staljanssens legt uit hoe Gevelinzicht oplossingen vindt in het spanningsveld tussen collectief eigenaarschap, bescherming van erfgoed en regelgeving.

Alles begint bij de kwaliteit van de bouwschil.

JS: Het is onze missie en ambitie om het gebouwenpatrimonium te verbeteren. Daarom hebben we Gevelinzicht opgericht met de bouwschil als uitgangspunt. Die gebouwschil bepaalt namelijk zowat alle mogelijkheden op het gebied van duurzaamheid en energieprestaties. Hoe meer invloed je hebt op de bouwschil, hoe gemakkelijker je het binnenklimaat kan controleren. We willen een bouwschil waarmee we, indien nodig, de laatste loodjes oplossen met lowtech, passieve technieken.

Hoe meer invloed je hebt op de bouwschil, hoe gemakkelijker je het binnenklimaat kan controleren. We willen een bouwschil waarmee we, indien nodig, de laatste loodjes oplossen met lowtech, passieve technieken.

Hoe vertaal je dat in renovaties naar de praktijk?

JS: De uitdaging ligt niet zozeer bij nieuwbouw, waar een duidelijk afgelijnd kader bestaat dat goed functioneert. Zo komen we dus uit bij renovaties, erfgoed en complexe projecten. Als we projecten aanpakken, werken we vanuit drie deeldisciplines: technisch gevelontwerp, bouwfysisch advies en duurzaamheidsadvies. Dat is een heldere en voor de markt relevante opdeling.

Tegelijk kunnen we de meest interessante projecten realiseren als we die drie disciplines combineren. We nemen de verantwoordelijkheid, het maatschappelijke engagement om het gebouwenpatrimonium beter te maken, maar stellen daarbij geen energetische streefwaarde als dwingende voorwaarde voorop. We vertrekken dus niet van de 15 kWh/m2 uit de passiefbouw of een E60 of E40, hoewel we die waarden en normen dikwijls wel halen. Want tegelijk speelt de menselijke factor. Grote projecten zijn dikwijls gefaseerd en de condities kunnen veranderen. In appartementsgebouwen moet je eerst de eigenaars overtuigen door samen te werken met de vereniging van mede-eigenaars en de gebouwbeheerder. Dat maakt ons werk heel interessant maar ook complex.

Hoe verloopt de samenwerking met de gebouwbeheerder en de eigenaars?

JS: In heel wat gevallen worden we door de gebouwbeheerder benaderd voor andere problemen dan het verbeteren van energetische prestaties. Een gevel waar bijvoorbeeld stukken beton van afbrokkelen. Dit is het moment om een draagvlak te creëren om iets te veranderen. Onderhoud en herstel van een gevel is uiteraard een uitgelezen kans om isolatie te plaatsen, ook al is de totale projectkost dan hoger.

We steken er veel energie in om dat uit te leggen aan de eigenaars, maar dat loont.

We steken er veel energie in om dat uit te leggen aan de eigenaars, maar dat loont. Ze begrijpen dat hun investering de waarde van hun eigendom bestendigt in de toekomst. Algemeen worden verkoop en verhuur als sleutelmomenten gezien, maar als trigger voor verduurzaming zou 'einde levensduur' veel logischer zijn, zeker in een VME-context waarin de schil collectief is en je een versnipperde aanpak wil vermijden.

Appartementsgebouwen futureproof renoveren
De energetische renovatie van appartementsgebouwen laat toe snel grote energiewinsten te behalen in de gebouwde omgeving. De voordelen door de schaalgrootte liggen voor de hand, maar de uitdagingen zijn niet min.

Kom luisteren naar wat Joni en nog 5 andere experten te vertellen hebben op 23 april 2024.

Staat iedereen hier voor open en kan iedereen dat betalen?

JS: Er is een behoorlijk klimaatbewustzijn bij heel wat particulieren, maar je moet rekening houden met de financiële draagkracht van de mensen. Eigenaars hebben soms maar beperkte budgetten, leven van een klein pensioen enzovoorts. Of ze verhuren een appartement en zijn niet geïnteresseerd er veel in te investeren. Daarom is communicatie een sleutelelement in onze projecten met VME's. De eigenaars stemmen en bepalen wat het wordt. Je moet goed geluisterd hebben naar wat de noden zijn van de eigenaars en de bewoners. Die zijn bij wijze van spreken soms gevoeliger voor een groter terras en een aantrekkelijker uitstraling dan bepaalde technische kwaliteiten. Het blijft zoeken naar een oplossing op maat van het gebouw, die is keer op keer verschillend.

Het is altijd maatwerk in renovatie- en erfgoedprojecten. Soms is het nuttiger toch eerst een technische installatie te repareren of te vervangen, wat lijkt in te gaan tegen de trias energetica. Maar je moet pragmatisch naar een gebouw durven kijken, het huidige energieverbruik over bijvoorbeeld een jaar analyseren en kijken waar de grootste winsten mogelijk zijn. Vervolgens kunnen in een stappenplan de verdere acties - en hun kostprijs - worden vastgelegd.

Renovatiemasterplanning voor VME's wordt nu gesubsidieerd.

JS: De Stad Antwerpen heeft hier waardevol pionierswerk geleverd met een premie voor renovatiemasterplanning. Een gebouw wordt helemaal in kaart gebracht en dan worden twee scenario's gemaakt. Eén scenario rekent voor wat de kosten over een bepaalde termijn zijn zonder verbeteringswerken. Want mensen durven vergeten dat niets doen ook geld kost. Maar de onderhoudskosten van oude technische installaties zijn veel hoger, het energieverbruik ligt hoger, noem maar op. Het tweede scenario berekent de kosten als we naar een energiepeil E60 gaan – op energetisch vlak is dat helemaal niet ambitieus, maar op menselijk vlak in zo’n verticaal dorp des te meer. Dan zien we dat bij bepaalde appartementsgebouwen op een termijn van twintig jaar de kosten identiek zijn.

Helaas is de regelgeving nog niet helemaal mee met een gefaseerde aanpak. EPB verwacht dat je in één keer de volledige bouwschil aanpakt, wat soms niet mogelijk is. Dit is soms absurd. Als je de ramen vervangt en een premie wil, moeten raamroosters voorzien zijn. Als je dan wat later naar een ventilatiesysteem D wil, zijn roosters een nadeel. Bovendien sluiten appartementsbewoners die roosters sowieso wegens geluidsoverlast.

Je kijkt vanuit sufficiency naar erfgoed.

JS: In erfgoedgebouwen is de speelruimte soms zeer beperkt. In een aantal erfgoedprojecten restaureren we het gebouw maar voorzien we niet overal verwarming. De functie van de ruimtes varieert dan met de seizoenen. Neem bijvoorbeeld de grote hal van het Technicum in Gent. Voor dit project zijn we de duurzaamheidsadviseur. In de hal van het Technicum zal een tussenklimaat heersen. Ze wordt niet verwarmd, in tegenstelling tot een aantal afgeschermde ruimtes. Tegelijk zien we het gebouw hier als een thermische collector om een BEO-veld in evenwicht te houden – wat je automatisch ook anders doet kijken naar zomercomfort. Interessant in dit project is dat niet alleen gekeken wordt naar de financiële terugverdientijd, maar ook naar de ecologische terugverdientijd - een manier om de koolstofneutraliteit mee in rekening te brengen. Dit is het sufficiencyverhaal. Wanneer is het genoeg, heeft het nog zin om verder te isoleren?

Leiden bepaalde normen en richtlijnen niet tot overdreven materialengebruik en technieken?

JS: Dit is zeker een risico. In de renovatiewereld weten we wat het energiegebruik van een gebouw is geweest over een jaar. Een EPB- of PHPP-score is een simulatie, niet gelinkt aan hoe gebruikers echt met het gebouw omgaan. Als we kijken naar reële gebruiksgegevens komen we soms tot andere resultaten. Zo kan de theoretische warmtevraag een pak hoger liggen dan het reëel gebruik aantoont. Het is opvallend hoe groot dat verschil soms is en tegelijk hoe afwezig die menselijke factor is in een trias of penta energetica.

Werkelijk energieverbruik nieuwbouw wijkt af van gesimuleerde 15 kWh/m²/jr - Bron: Gevelinzicht

Wie enkel naar de cijfers uit de simulaties kijkt, zou kunnen concluderen dat geothermie onmogelijk is op dat grondoppervlak wegens te weinig opwekbaar vermogen. Op basis van reëel gebruik kan je tot het omgekeerde komen. Je moet rationeel en pragmatisch naar de duurzaamheid van een gebouw durven kijken. Andere bureaus staan hier heel open voor omwille van het overkoepelende verhaal dat we bieden. We stellen een duidelijk einddoel, duidelijke aandachtspunten zodat het duurzaamheidsontwerp niet de hele tijd in vraag wordt gesteld. Het ontwerpteam werkt dan enthousiast en gepassioneerd.

Het nieuwe kantoor van Gevelinzicht in een oude snoepjesfabriek. - Bron: Gevelinzicht

Jullie zijn pas verhuisd, hoe bevalt de nieuwe omgeving?

JS: Ons kantoor in deze oude snoepjesfabriek dichtbij Berchem Station is een heel fijne werkplek. Een pand met karakter dat perfect bij ons past. Er is het historische patina, de geschiedenis en de inbedding in een levendige buurt en een goede energetische renovatie met respect voor het gebouw. We zijn als ingenieursbureau heel erg gefocust op renovaties en erfgoed. Dit gebouw straalt dat allemaal uit. •

©2023 Pixii - Het algemeen auteursrecht is van toepassing op bovenstaand materiaal. Gelieve ons te contacteren indien je onderstaand materiaal wil overnemen buiten de gebruikelijke citatie met bronvermelding.